Sinds enige tijd is er een discussie gaande over het hervormen van ons belastingstelsel. Met name de relatief zware belasting van arbeid zorgt voor een verminderd besteedbaar inkomen. Een groot deel van ons inkomen besteden we aan wonen. Wij hebben uit interesse een vergelijking gemaakt met een hypotheekberekening zoals deze in 1993 werd uitgevoerd en deze zelfde berekening anno 2015. Daarbij vertrekken we vanuit dezelfde hoofdsom en hetzelfde inkomen. Voor het gemak zijn we uitgegaan van dezelfde hoeveelheid guldens en euro’s. De exacte inflatie hebben we buiten beeld gelaten in deze berekening, maar een dergelijk plaatje zou een schever beeld laten zien qua verhouding wonen versus inkomen.
Uit de bijgevoegde berekeningen blijkt overduidelijk dat een huishouden in 1993 behoorlijk voordeliger kon wonen. Zelfs gegeven de situatie dat de hypotheekrente in dit voorbeeld 8,2% bedroeg. Toch zijn de netto lasten over de gehele looptijd gemeten circa € 87.000 lager. Indien we de berekening opnieuw zouden maken voor deze cliënt en rekening zouden houden met de huidige waarde van de woning (€ 550.000) dan zijn de lasten extreem veel hoger. De conclusie is dat dit verschil grotendeels is veroorzaakt door belastingwetgeving. Vandaag de dag zijn fiscaalvriendelijke opbouwproducten gekoppeld aan de hypotheek niet meer toegestaan en neemt het belastingvoordeel jaarlijks af.
Niet alleen de belasting van arbeid is fors gestegen ook de belastingvoordelen voor huishoudens voor wonen zijn fors afgenomen. Per saldo zouden kopers die vandaag precies dezelfde woning kopen 6,32 keer meer aan woonlasten hebben. In dit specifieke geval van deze relatie is het inkomen sinds 1993 een factor 2,57 geworden. De extra woonlasten wegen dus niet op tegen de stijging van het inkomen wat in de tussentijd ook nog zwaarder is belast. De generatie uit 1993 heeft op een behoorlijk positieve golf meegelift.
0 reacties